Biologische oorzaken

Er is al veel onderzoek gedaan naar de biologische of lichamelijke oorzaken van een paniekstoornis. Daardoor weten we dat het ontstaan/hebben van een paniekstoornis voornamelijk samenhangt met biologische en psychologische factoren en de interactie tussen deze twee. Hieronder gaan we verder in op een aantal biologische factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een paniekstoornis:

Erfelijkheid

Alle mensen zijn in een bepaalde mate (sommige meer dan andere) gevoelig voor stress. Hoe wij reageren op stress kan verschillen van mens tot mens. Waar sommige mensen een grotere kans hebben om hoofdpijn of een hoge bloeddruk te krijgen bij stressvolle gebeurtenissen, hebben andere mensen bij dezelfde gebeurtenissen een grotere kans om een onverwachte paniekaanval te krijgen.

Als je uit een familie komt waar paniekstoornis voorkomt, is de kans om zelf een paniekstoornis te krijgen groter.

Hersenen

Als je last hebt van een paniekstoornis dan is de activiteit van bepaalde gebieden in de hersenen verstoord (prefrontale cortex, amygdala, hippocampus). In de hersenen zijn stoffen (neurotransmitters), die zorgen voor de communicatie tussen zenuwcellen uit evenwicht.

Neurotransmitters die een rol spelen bij een paniekstoornis zijn serotonine, glutamaat, gamma-aminoboterzuur (GABA) en noradrenaline. Deze stoffen beïnvloeden onder andere onze slaap, emoties, eetlust en concentratievermogen. Als je last hebt van paniekstoornis is de balans van deze stoffen in onze hersenen verstoord. Bij een paniekstoornis kun je doormiddel van gedragstherapie en/of medicatie het evenwicht van de neurotransmitters proberen te herstellen.

Lichamelijke ziekten

Bij bepaalde lichamelijke ziekten kunnen klachten voorkomen die lijken op paniekstoornis. Voorbeelden van lichamelijke ziekten waarbij paniekaanvallen voorkomen zijn: lichamelijke aandoeningen van het centrale zenuwstelsel, hyperthyreoïdie (te snel werkende schildklier) en het syndroom van Cushing (aandoening waarbij er te veel cortisol in het lichaam aanwezig is).

Alcohol en drugs

Mensen gebruiken alcohol vaak om zich meer ontspannen te voelen, maar aangezien alcohol je emoties vaak juist versterkt gebeurt het tegenovergestelde bij het drinken van alcohol: je wordt angstiger. Naast alcohol kunnen ook verschillende soorten drugs angstklachten/paniekaanvallen uitlokken of verergeren, voorbeelden hiervan zijn XTC, speed (amfetamine) en cocaïne.

Veelal verdwijnen paniekaanvallen weer als de alcohol en drugs enige tijd uit je lichaam zijn. Bij langdurig alcohol- en drugsgebruik kunnen aanhoudende angstklachten optreden. Als je gevoelig bent om een angststoornis te ontwikkelen kan alcohol- of drugsgebruik je kwetsbaarheid vergroten en angstklachten uitlokken.